Press "Enter" to skip to content

2 #1 De Tuin

Na veel geschrijf en weer doorstrepen, vragen stellen en antwoorden vinden die nog meer vragen opriepen heb ik er een streep door gezet. Ik ga samen met jullie op ontdekkingstocht. Samen met jullie vragen stellen en misschien ook antwoorden vinden. Wie weet.

Vandaag gaan we op bezoek in een tuin, zien we wat Adam ziet en ontdekt. Gaan we met hem mee de tuin in.

Het begin, Genesis, een tuin.

De podcastlink: De Tuin

Transcript

Een tuin. Een tuin? Ja een tuin, dat is waar we het vandaag over gaan hebben. Een prachtige tuin.

Maar als allereerste wat geweldig dat je weer luistert hier bij de podcast. En ik merk ook dat ik het een beetje lastig vindt allemaal. Want ja hoe begin je dit nou? En wat ga ik nou vertellen, en hoe? En ik heb een hele mooie introductie gemaakt, maar toch. Dus ik heb een heleboel geschreven en we doorgekrast. Ik heb gelezen en al lezende kwam ik nog veel meer vragen en zat ik weer verder uit te zoeken. En uiteindelijk heb ik nu gewoon een punt. Oké nu, nu is het tijd om te gaan delen. Te gaan dele over een tuin, een huis of een tuin?

Heb jij je ooit wel eens afgevraagd waar is God’s huis? Waar is Hij echt thuis. En als ik het heb over God’s huis heb ik het niet over een stenen gebouw van een kerk, maar gewoon echt waar is Hij nou echt thuis? Waar kan God op de bank hangen, Zijn voeten op tafel leggen en even niets hoeven. Waar mag Hij zijn zonder dat er iets wordt verwacht van Hem. Heb jij daar ooit wel eens over nagedacht?

Wat is thuis eigenlijk? Volgens de Dikke van Dale, en die heb ik er ook nog maar eens even lekker ouderwets bij gepakt, is een thuis een woning waarin iemand woont en dan soms met de bijgedachte dat men er zich op zijn gemak en niet als een vreemde voelt.

“Een eigen huis, een plek onder de zon” een single van het Goede Doel met René Froger uit 1989. Daarin werd bezongen hoe je alles kan hebben en toch niet gelukkig bent. Wat mist?  Een thuis is meer dan een eigen huis. God’s thuis, geen kerkgebouw dat wordt wel godshuis genoemd maar het is niet zijn thuis. De tempel in het Oude Testament daar waar Hij woonde, daar waar Hij tabernakelde. Maar waren dat God’s woningen? Was Hij daar ook echt thuis?

Waarom hechten we eigenlijk zo ontzettend veel waarde aan een thuis? Waarom zie je dat mensen die plek alleen verlaten als het echt niet anders kan. Als ik denk aan honger vooral ook aan oorlog, aan vervolging, dan zie ik dat mensen hun huis verlaten omdat ze echt niet anders kunnen. Omdat hun leven ervan afhangt. Als ik hier kijk in het westen waar we dat eigenlijk niet kennen dan verhuizen we vanwege werk, omdat we in een ander mooier huis wilde willen wonen, omdat de omgeving te duur wordt waar we wonen en we dus goedkoper moeten wonen of juist andersom. En ons thuis is eigenlijk een plek die met ons meegaat. Een thuis is voor ons meer en meer een gebouw wat we kunnen inrichten zoals wij dat willen en waarvan we zeggen dat we ons zelf mogen zijn. Waar we een voordeur hebben die we dicht kunnen doen en waar we zelf kunnen bepalen wie we binnen laten. Dat is ons thuis.

Wat nou als je geen thuis hebt? Als je een thuis achter je laat en je ontheemd bent? Vroeger noemde we ze daklozen, tegenwoordig thuislozen. Mensen die geen veilige plek meer hebben waar ze thuis kunnen zijn, waar ze kunnen wonen, waar ze mogen zijn.

We zeggen dat God in de Hemel woont. Maar is daar ook Zijn thuis? Hoe ziet God’s Huis erdan uit? Zijn bank, heeft Hij bloemen voor de ramen, brand er een lamp? Is er eten?

Laten we op zoek gaan, samen ontdekken waar God thuis is en waar beter te beginnen dan in Genesis het eerste bijbelboek uit het Oude testament of Eerste Testament  zoals het tegenwoordig ook wel genoemd wordt.

Genesis 1 vers 26 tot 31, en ik lees het even uit de NBV.

“God zei: ‘Laten wij mensen maken die ons evenbeeld zijn, die op ons lijken; zij moeten heerschappij voeren over de vissen van de zee en de vogels van de hemel, over het vee, over de hele aarde en over alles wat daarop rondkruipt.’ God schiep de mens als zijn evenbeeld, als evenbeeld van God schiep hij hem, mannelijk en vrouwelijk schiep hij de mensen. Hij zegende hen en zei tegen hen: ‘Wees vruchtbaar en wordt talrijk, bevolkt de aarde en breng haar onder je gezag: heers over de vissen van de zee, over de vogels van de hemel en over alle dieren die op de aarde rondkruipen.’ Ook zei God: ‘Hierbij geef ik jullie alle zaaddragende planten en alle vruchtbomen op de aarde; dat zal jullie voedsel zijn. Aan de dieren die in het wild leven, aan de vogels van de hemel en aan de levende wezens die op de aarde rondkruipen, geef ik de groene planten tot voedsel.’ En zo gebeurde het. God keek naar alles wat hij had gemaakt en zag dat het zeer goed was. Het werd avond en het werd morgen. De zesde dag.

En Genesis 2 vers 8 en 23

“God, de HEER, legde in het oosten, in Eden, een tuin aan en daarin plaatste hij de mens die hij had gemaakt. Hij liet uit de aarde allerlei bomen opschieten die er aanlokkelijk uitzagen, met heerlijke vruchten. In het midden van de tuin stonden de levensboom en de boom van de kennis van goed en kwaad. Er ontspringt in Eden een rivier die de tuin bevloeit. Verderop vertakt ze zich in vier grote stromen. Een daarvan is de Pison; die stroomt om heel Chawila heen, het land waar goud gevonden wordt. (Het goud van dat land is uitstekend, en er is daar ook balsemhars en onyx.) De tweede rivier heet Gichon; die stroomt om heel Nubië heen. De derde rivier heet Tigris; die loopt ten oosten van Assyrië. De vierde ten slotte is de Eufraat. God, de HEER, bracht de mens dus in de tuin van Eden, om die te bewerken en erover te waken. Hij hield hem het volgende voor: ‘Van alle bomen in de tuin mag je eten, maar niet van de boom van de kennis van goed en kwaad; wanneer je daarvan eet, zul je onherroepelijk sterven.’ God, de HEER, dacht: Het is niet goed dat de mens alleen is, ik zal een helper voor hem maken die bij hem past. Toen vormde hij uit aarde alle in het wild levende dieren en alle vogels, en hij bracht die bij de mens om te zien welke namen de mens ze zou geven: zoals hij elk levend wezen zou noemen, zo zou het heten. De mens gaf namen aan al het vee, aan alle vogels en alle wilde dieren, maar hij vond geen helper die bij hem paste. Toen liet God, de HEER, de mens in een diepe slaap vallen, en terwijl de mens sliep nam hij een van zijn ribben weg; hij vulde die plaats weer met vlees. Uit de rib die hij bij de mens had weggenomen, bouwde God, de HEER, een vrouw en hij bracht haar bij de mens. Toen riep de mens uit: ‘Eindelijk een gelijk aan mij, mijn eigen gebeente, mijn eigen vlees, een die zal heten: vrouw, een uit een man gebouwd.’“

We zijn op bezoek in Genesis daar in de tuin van Eden. Ontmoet Adam, loopt rond met hem in de tuin. Wat zie je? Bomen, bloemen, dieren. Zie je die vlinder daar vliegen.

O, wacht. Adam ziet niet hetzelfde als wat wij zien. We zijn nu voor de zondeval. Adam wandelde met God en God met Adam. Adam is nog zonder zonde, onschuldig. Hij kent God, ziet hem in de ogen. Adam leeft met God en terwijl ik dit vertel komen er zoveel vragen naar boven. Vragen waar ik het liefst nu antwoord op zou willen hebben, die ik nu zou willen uitzoeken of zelf zou willen beantwoorden. Maar dan zouden we gelijk op het detail gaan inzoomen terwijl dat nu nog niet het doel is. Maar ik schrijf mijn vragen op en kom daar in de toekomst op terug. En jij? schrijf je je vragen ook op? Mail ze dan maar naar me, je weet waar ik te bereiken ben. info@kerkleven.nl en ik zal ze absoluut niet gelijk beantwoorden maar kan ze wel meenemen in onze grote zoektocht. Onze zoektocht naar het huis van God naar God’s thuis.

Terug naar de tuin waar Adam rondloopt en God hebben ontmoet. Adam begreep precies wat er gebeurde om hem heen in die tuin. Veel beter en wij kunnen begrijpen. Hij begreep wat zijn verantwoordelijkheid was, te vermenigvuldigen, kinderen krijgen, maar vooral ook voor de tuin te zorgen en die te bewaken. Adam weet dat hij van alles mag eten behalve van die ene boom. Hij mag wel eten van de boom des levens, de Hemelse boom.

Als Adam door de tuin loopt ziet hij in alles een afspiegeling van God. En terwijl hij daar loopt is er geen verschil in aards en hemels. Adam is deel van beide werelden zichtbaar en onzichtbaar zijn één. Ik denk zelfs dat Adam dat verschil niet kende. Adam heeft de ogen om de schepping en de geestelijke wereld te zien. Hij ziet en weet de dingen die zich afspelen in wat voor ons de andere, geestelijke wereld is.

Volg Adam. Adam Loopt naar de rivier van leven, de levend water rivier. Zal hij begrijpen waarom er levend water in deze rivier stroomt? Hij knielt neer en kijkt. Hij steekt zijn hand uit en voelt, hij voelt het water over zijn hand stromen tussen vingers door. Hij kan het niet pakken niet vasthouden. Hij kijkt verwonderd hoe de stroom veranderd door zijn hand. Dan maakt hij een kommetje van zijn hand en houdt er een klein beetje water in. Hij kijkt en ziet iets glinsteren, wat is dat? Hij kijkt naar de rivier en ziet dat de rivier er vol mee is, overal glinstert het water. Het zijn allemaal hele kleine goudvlokjes die meedrijven in het water. Adam kan er geen genoeg van krijgen als die er naar kijkt. Maar toch staat hij op. Er is nog zoveel te ontdekken.

Wat is dat? Hij ziet iets en … Wij hebben er geen verklaring meer voor, iets dat er was, een boom met een bijzondere substantie bedelium, was het een soort hars? Het lijkt in iedergeval op parelmoer. Of was het geen boom maar waren het parels die hij ziet in het water. Vormde de bedelium misschien parels die overal neer vielen? Wat het ook is, hij raakt het aan, pakt het op en bekijk het oneindige lichtspel, de bijzondere glans, de reflectie van het licht. Hij krijgt er geen genoeg van.

Maar dan ziet zijn oog iets op de grond. Ook dit glimd en schittert. Hij raapt het op, het is een Onix steen. Hij kijkt rond en hij ziet er nog veel meer liggen en dan ziet hij andere stenen in zoveel verschillende kleuren. Allemaal even mooi. Letterlijk even schitterend.

Zal Adam zich afvragen wat hij met al die pracht kan doen? Zal hij zich afvragen waarom er goud door de rivier stroomt? Waarom er zulke mooie stenen op de grond liggen. Zijn deze dingen ook een afspiegeling van God?

Adam is in de tuin samen met God een deel van de zesde dag. De dag dat Adam geschapen werd, de hele zevende dag, de dag dat God rustte van zijn werk en het is nu de achtste dag. Adam heeft gezegd dat hij een gelijkwaardig maatje mist. God brengt Adam in een diepe slaap, neemt een rib uit hem en met het stukje bot als basis maakt God een gelijkwaardig maatje voor Adam. De vrouw, in alle opzichten gelijk. Adams evenknie. Adam had een opdracht.

Comments are closed.