Press "Enter" to skip to content

2 #2 De Stad

Vanuit de tuin gaan we een berg beklimmen. Daar is Johannes met een prachtig beeld van de Stad. Kijk je mee? Zie jij wat hij ziet?

De podcast: De Stad

Transcript

Heb jij ooit wel eens een toren beklommen of bijvoorbeeld op de Eiffeltoren gestaan? Tijdens een reis bovenop een berg geweest? Topje, met dat prachtige uitzicht. Dan zie je vaak veel meer dan wat je hier, als je in Nederland bent, ziet. Als je in Nederland in de polders bent en het is helder weer, dan kan je best ver kijken. Maar als je in die omgeving op een kerktoren staat of iets dergelijks dan is het verbazingwekkend hoeveel verder je kan zien. En wat nou als je op een berg staat. Hoeveel meer kan je dan wel niet zien. Ja, oké. Dan is meestal de omgeving ook wat meer bergachtig, maar stel dat je een hoge berg hebt waar je op kan staan en je kan echt gewoon heel ver kijken.

Vandaag gaan we naar een hele hoge berg. Daar waar we vorige keer met Adam door de tuin liepen gaan we vandaag met Johannes de berg op. Een grote sprong, een steile klim, van het begin van de Bijbel naar het einde.

Johannes is meegenomen door de Geest naar een hele hoge berg. Daar heeft hij wel een helder zicht, veel helderder dan wij kunnen zien. Het is de voleinding van de tijd, alles vanuit de Bijbel komt bij elkaar. Alles is compleet en alles wordt afgesloten. Daar waar we vorige keer in de tuin waren bij het begin, zijn we nu bij het eind. Kom mee naar die hoge berg en kijk samen met Johannes naar iets prachtigs.

Ik lees weer vanuit de NBV vertaling. Openbaring 21: 9-11 “Een van de zeven engelen met de offerschalen die gevuld waren met de laatste zeven plagen kwam op me af en zei: ‘Ik wil je de bruid laten zien, de vrouw van het lam.’  Ik raakte in vervoering, en hij nam mij mee naar een heel hoge berg en liet me de heilige stad Jeruzalem zien, die uit de hemel neerdaalde, bij God vandaan. De stad schitterde door Gods luister, met een schittering als van een edelsteen, als een kristalheldere jaspis.”

Openbaring 21: 18-23 “De muur was gemaakt van jaspis, en de stad zelf was van zuiver goud, helder als glas. De grondstenen van de stadsmuur waren versierd met allerlei edelstenen. De eerste was van jaspis, de tweede van lazuur, de derde kornalijn, de vierde smaragd, de vijfde sardonyx, de zesde sarder, de zevende olivijn, de achtste aquamarijn, de negende topaas, de tiende turkoois, de elfde granaat en de twaalfde amethist. De twaalf stadspoorten waren twaalf parels, elke poort een parel op zich. De straten van de stad waren van zuiver goud en schitterden als glas. Maar een tempel zag ik niet in de stad, want God, de Heer, de Almachtige, is haar tempel, met het lam. De stad heeft het licht van de zon en de maan niet nodig: over haar schijnt Gods luister, en het lam is haar licht.”

Openbaring 22: 1-2 “Hij liet me een rivier zien met water dat leven geeft. De rivier was helder als kristal en ontsprong aan de troon van God en van het lam. In het midden van het plein van de stad en aan weerskanten van de rivier stond een levensboom, die twaalf vruchten gaf, elke maand zijn eigen vrucht. De bladeren van de boom brachten de volken genezing.”

Wat zie jij? Kijk je goed? Het ging ook allemaal best wel heel snel. Als we nu samen rustig  met Johannes kijken, wat zie jij dan? Ik zie als eerste een stad. Een stad, het fundament gebouwd met stenen. Stenen die we volgens mij vorige keer zagen in de tuin, aan het begin van de tijd, dezelfde stenen zien we hier in de stad.

We  zien nog meer wat we ook in de tuin zagen. We zien goud. Heel veel goud, de stad is van zuiver goud. Herinner jij je nog dat we het goud zagen in de rivier. Waar Adam het water door zijn handen liet stromen en de vlokjes goud zag dwarrelen in het water? Het lijkt erop dat het goud uit de rivier hier is gekomen. Het ziet er een beetje anders uit dan toen. Dat goud is door de eeuwen heen veranderd in de stad. Het goud is verwerkt, samengesmolten, gelouterd, tot het meest zuivere goud dat je maar kan hebben. Zo zuiver dat je er doorheen kan kijken, zo transparant, het lijkt wel glas.

Het fundament, de grondstenen, van de muur, die zijn versierd met edelstenen. De prachtige, schitterende stenen, die verspreid lagen in de tuin, zijn ze één voor één opgepakt en hebben ze een plekje gekregen, hier, in deze muur?

Het goud van de straten, het schitterd zo geweldig dat je bijna niet kan kijken. Maar kijk eens verder, wat zie je nog meer. De poorten! Heb je de poorten al gezien? Het zijn de parels, de bdellium, die vorm hebben gekregen. Ze zijn de poorten geworden van de stad. Elke poort gemaakt van parel. De parels die ooit verspreid lagen in de tuin. God heeft ze gebruikt om deze schitterende poorten van te bouwen.

En de stenen die ooit in de tuin lagen zijn nu verzameld in een prachtige, schitterende muur. Vraag mij niet om het te verklaren, maar deze stenen leven. Ze liggen niet meer in de tuin, verstopt, verstrooid, maar ze zijn samengebracht, in elkaar gepast als in een puzzel. En als je omhoog kijkt (en schrik niet, maar volgens de NBV Studiebijbel is het omgerekend, kijk je omhoog 22 km). En 22 kilometer omhoog zie je niets anders dan perfect in elkaar passende stenen. Levende stenen.

O kom, laten we verder kijken samen met Johannes. Kijk, observeer. Kijk waar je op loopt. Het is een straat van zuiver goud, het goud uit de rivier, je loopt er overheen. Het goud was niet voor niets in de rivier, het had een bestemming. En kijk nog even goed naar al die prachtige edelstenen die je tegoed schitteren. Kijk eens van dichtbij en wordt overweldigd door al die kleuren. Loop een paar stappen terug en zie het geheel, die muur, die explosie van kleuren.

Oké. Kijk nog eens goed om je heen. Wat is er niet, wat mis je? Ik zie geen tuin meer. De tuin is weg, er is geen tuin in deze stad. De tuin is stad geworden. De tuin, eens op aarde, nu de stad in de hemel.

We kijken nog even verder, want er mist nog iets. Toen Adam in de tuin liep keek hij omhoog en overdag zag hij de zon, en zodra het nacht werd de sterren en de maan. Ze zijn er niet meer. De zon, de sterren, de maan, ze zijn niet meer nodig in de stad. Er is geen nacht meer, er schijnt een licht, sterker, warmer dan de zon.

Oké, we kijken nog even verder. Wat is er en toch ook weer niet? Ik zie geen bomen meer, al die fruitbomen, al die prachtige bomen, al die bomen die… ze zijn weg. Ik zie nog maar één boom. En wat voor een boom. De levensboom, of in een andere vertaling de boom des levens. De levensboom stond in de tuin samen met die andere boom. Alleen de levensboom is over en hoe. De boom is zo ontzettend gegroeid, moet je kijken hoe groot hij nu is. Ooit stond hij als boom in het midden van de tuin, nu staat hij in het midden van de stad. Er zijn geen andere bomen meer, maar de levensboom is zo groot. De takken gaan alle kanten op, en de vruchten die eraan hangen! Zelfs als je geen fruit lust kan je je niet bedwingen om deze te plukken en te eten, te ruiken, te proeven. Hij is de enige boom die er nog is, de enige boom uit de tuin. En tegelijkertijd is de levensboom de allermooiste boom ooit, mooier dan de hele tuin bij elkaar.

O, er is nog iets dat we nu in de stad zien wat er ook al was in de tuin. Ik hoor hem vooral als eerste. Het is niet te missen. Kijk daar is hij. Hij stroomt niet meer door de tuin, maar hij is hier, in de stad. Hij stroomt door de hele stad. Je weet het al hé? De rivier. De bron van de rivier? Kijk maar stroomopwaarts en je zult het zien. Kijk, het begin van de rivier, de oorsprong, de bron, is de troon van God.

Iets wat ik niet goed kan beschrijven, je moet het gewoon zien… Overal waar de rivier stroomt is ook de boom. Die ene boom, de boom van leven. De boom en de rivier zijn als het ware één.

Al deze dingen, mag ik zeggen, al deze pracht en praal, was eens op aarde, in het zichtbare. Nu zijn ze in de hemel, in het onzichtbare, onzichtbaar voor ons, maar daarom zijn ze er wel.

Terug in de tijd van Adam, in de tijd van de schepping, in de tijd van de tuin, lag al het bouwmateriaal verspreid in de tuin. De stenen lagen overal, het goud waren vlokjes in het water. We zien het nu terug in de stad, bij elkaar gebracht, samen gesmolten, opgebouwd, in elkaar gezet in de hemel, in het onzichtbare. Al het verspreide goud, de stenen, de parels, maar ook de rivier en de boom zijn bij elkaar gekomen, samen gebouwd, een complete stad.

En die stad? Wat gebeurt daarmee? Die komt terug op aarde, daar waar ooit het bouwmateriaal rond slingerde. De stad komt terug naar de aarde, naar het zichtbare, naar de plaats waar mensen wonen, naar zijn oorsprong, daar waar de bouw begon.

Wie is de bouwer van deze stad? Wie kan bouwen met materiaal in het zichtbare en het onzichtbare? Wie kan materiaal transporteren tussen deze dimensies? God, God alleen. Alleen Hij kan dit. Wat waren zijn bouwmaterialen? De dingen van de aarde. Waar was zijn bouwplaats? In de hemel. De dingen van de aarde in het zichtbare, de bouwplaats in de hemel, in het onzichtbare, de plaats van God, God’s ruimte, de hemel. Nee, niet zijn woonplaats, maar daar komen we later nog wel een keer op terug. En wanneer Hij klaar is met bouwen wat doet God dan? Dan brengt Hij het terug naar de oorsprong, naar de aarde, naar het zichtbare.

Is dat niet geweldig? God neemt iets van de aarde, bouwt daarmee in de hemel en brengt het vervolgens terug naar de aarde.

En ja, ik weet dat ik het nu al heel vaak heb herhaald, maar in deze vluchtige maatschappij, deze wereld waar alles kant en klaar te koop is, afgedankt wordt zodra er iets aan mankeert, deze weggooi maatschappij waar kennis niet meer iets is wat we ons eigen maken maar waar kennis iets is wat we opzoeken op internet. Waar googlen een werkwoord is geworden voor instant wetenschap. Daar waar het echt iets eigen maken zo ontzettend moeilijk is, daar is herhaling, je gedachten terug brengen naar je gedachten, zo belangrijk als je iets echt wil begrijpen.

Dus hoe vaak zit jij nog op de bank of op een stoel, zeg een half uurtje, zonder op je telefoon te kijken, zonder een boek open te slaan, zonder scherm, zonder koptelefoon. Gewoon echt even rustig. En als het je lukt om zo te zitten, waar zijn jouw gedachten? Neem je de tijd om stil te staan bij iets moois, even diep in te ademen, het moment te koesteren? Kan je in je gedachten het beeld van deze stad zien? Kan je de rivier zien stromen? Het goud op de straat zien blinken? O, ik weet dat ons voorstellingsvermogen te kort komt, maar durf je het te proberen? Wil je het proberen? Durf je aan God te vragen of je iets van deze pracht mag zien?

Ik neem je weer even mee terug naar deze wereld. Nou ja, naar Openbaring 21. Weet je nog dat we daar begonnen te lezen bij vers 9. Weet je nog wat daar stond? Wat was het dat Johannes te zien kreeg? Hij zag een stad, maar wat was het dat hij te zien kreeg?

Openbaring 21:9 Een van de zeven engelen met de offerschalen die gevuld waren met de zeven plagen kwam op mij af en zei: “Ik wil je de bruid laten zien, de vrouw van het Lam.”

Heb jij een bruid gezien? Johannes zag een stad en ik ook. Maar een bruid? Weet God het verschil dan niet tussen een vrouw en een stad? God wil een bruid en een stad in één? Wil Hij een bruid maar bouwt Hij een stad? Ja, dat is wat ik eruit haal. God laat de bruid van het Lam zien, een prachtige stad. Hij wil wonen in haar, in de stad, voor altijd. En tegelijkertijd is de stad de bruid en is God één met de stad en de stad is één met Hem.

Snap ik dit? Ik heb al heel wat uurtjes rond gebracht op de bank, op een stoel, in bad, in bed. In de natuur al wandelend of hardlopend. En dit beeld door mijn gedachten laten gaan en mijn antwoord is nog steeds een nee, ik snap er helemaal niets van. Ik kan Gods gedachten en ideeën niet uitleggen of verklaren. Ik zie wat Johannes zag, ja een beetje dan, en ik zag het door wat hij opschreef en ik geloof dat dit een beeld is van de eenheid van de Christus, Jezus met de bruid van de Christus. Maar verder, ik kan mij alleen maar vergapen aan die pracht.

Eén ding staat echter wel buiten kijf voor mij, God nam aardse materialen, bouwde een stad in zijn ruimte, in de hemel, en brengt deze stad terug in de ruimte van de mens, het zichtbare, terug naar aarde.

Comments are closed.